Het woonbotenbeleid van de gemeente Utrecht kent een lange geschiedenis waarin telkens weer plannen zijn geopperd voor verplaatsing of verwijdering van woonboten. Tevergeefs. Massaal protest van woonbootbewoners – sinds 1981 verenigd in het SUWO – heeft ervoor gezorgd dat de plannen telkens weer van tafel gingen of drastisch werden aangepast. Lees hieronder over de roerige geschiedenis van het Utrechtse woonbotenbeleid.
De geschiedenis in vogelvlucht
1977. Saneringsbeleid voor ligplaatsen op basis van de verordening Landschapsschoon.
1980. Uit een enquête onder tweehonderd woonbootbewoners blijkt dat er behoefte is aan een belangenvereniging voor woonbootbewoners.
1981. Het Stedelijk Utrechts Woonschepen Overleg wordt opgericht en vraagt de gemeente om ligplaatsen van woonboten in bestemmingsplannen op te nemen. Er ontbreekt namelijk een goede wettelijke ligplaatsbescherming.
1983. De ROVU (voorloper van de Dienst Stadsontwikkeling) krijgt opdracht een woonschepennota te maken. Er is overleg met het SUWO.
1985. Het SUWO ontwikkelt met subsidie een eigen tegennotaWoonschepenkoers.
1987. De ROVU-nota en SUWO-nota gaan beiden in de inspraak. Volgens de ROVU moeten 54 boten verplaatst of verwijderd worden. De argumenten van ‘zichtlijnen’ en ‘geluidsnormen’ worden niet onderbouwd. De SUWO-nota pleit voor het opnemen van alle woonboten in bestemmingsplannen. De gemeenteraad wijst de ROVU-plannen als onwenselijk af, na massale protesten van woonbootbewoners.
1989. De gemeente komt met vijf uitgangspunten voor een woonschepenbeleid. Het belangrijkste uitgangspunt: ligplaatsen moeten in bestemmingsplannen worden opgenomen. Daarnaast komen er regels voor oevergebruik, moeten dertien woonboten verkassen, worden nieuwe ligplaatsen gemaakt en komen er aanvullende regels voor gedoogde schepen. In december 1989 wordt dit vastgelegd in een raadsbesluit. De dertien woonboten zijn nooit verplaatst vanwege een gebrek aan ligplaatsen.
1992. Een nota Oeverbebouwing bij woonschepen wordt vastgesteld. Bestaande bebouwing bij woonboten worden gedoogd, en voor nieuwe bebouwing kan een vergunning worden aangevraagd. In het beleid staan onder meer de volgende criteria voor oeverbebouwing:
- Bouwwerken op de oever mogen maximaal 2,20 meter hoog zijn en een maximale oppervlakte hebben van 6 vierkante meter.
- Toegelaten bouwwerken zijn uitsluitend voor berging.
- De erfafscheiding mag maximaal 1 meter hoog zijn.
- De berging moet voor de boot worden geplaatst (niet tussen boten).
1995. De Havenverordening, gebaseerd op de uitgangspunten uit 1989, wordt vastgesteld door de gemeenteraad. De verordening draagt B&W op ligplaatsen aan te wijzen voor verschillende categorieën schepen. Dat gebeurt in 1999, in de vorm van een Havenatlas.
2000. De Havendienst presenteert de Havenatlas, een bundeling kaarten van de Utrechtse wateren met daarop ligplaatsen ingetekend. Er wordt meegedeeld dat de Havenatlas slechts bedoeld is om de huidige gelegaliseerde werkelijkheid weer te geven. Het SUWO protesteert. De Havenatlas geeft niet de rechtszekerheid van een bestemmingsplan. En anders dan bij een bestemmingsplan, staat tegen de Havenatlas geen beroep open.
26 november 2002. De gemeenteraadsleden uiten forse kritiek op de Havenatlas, met name op het gebrek aan inspraak. De Havendienst schrijft daarom een Voortgangsnotitie plan van aanpak havenatlas.
18 maart 2003. De voortgangsnotitie wordt besproken in de raadscommissie Verkeer en Beheer, waarbij ook woonbootbewoners aanwezig zijn. De Havendienst zegt toe alsnog een inspraakronde te houden over de Havenatlas om fouten en onduidelijkheden weg te halen. Die inspraakronde vind plaats in juni 2003. Ook de maximale hoogte van 3.50 meter voor woonboten is een onderwerp van discussie. Onder woonbootbewoners leeft de wens om die maximale hoogte naar 4 meter op te rekken zodat splitlevelbouw mogelijk is. Wethouder van Zanen geeft de Dienst Stadsontwikkeling (DSO) opdracht een nieuwe nota voor te bereiden over de toegestane hoogte van woonboten. Eind mei 2003 zou deze notitie gereed zijn.
8 mei 2003. DSO organiseert een rondetafelbijeenkomst om kennis en ideeën op te doen voor het oprekken van de maximale hoogte. Hier zijn ook vertegenwoordigers van het SUWO en enkele walbewoners aanwezig (zie verslag d.d. 3 juni 2003, behandeld door Martijn Kok, DSO).
Najaar 2003. De gemeente bericht dat pas eind 2003 duidelijkheid komt over de toegestane afmetingen van woonboten, omdat de Havendienst de notitie wil koppelen aan het recreatieschepenbeleid en de wijzigingen in de Havenatlas. Het SUWO dringt er herhaaldelijk bij de gemeente op aan om het woonbotenbeleid met voorrang te behandelen omdat mensen die hun boot willen vervangen in grote onzekerheid verkeren.
6 april 2004. De gemeente nodigt het SUWO-bestuur uit om hetRuimtelijk toetsingkader woonboten in ontvangst te nemen, evenals concepten van de op dit toetsingskader gebaseerdeHavenverordening 2004 en Havenatlas 2004. Naar aanleiding van SUWO-verzoek om het afmetingenbeleid (met name hoogtes) te bekijken, ligt inderdaad een voorstel op tafel, maar de plannen blijken veel verder te gaan dan van tevoren is besproken met het SUWO. In de notitie worden onder meer vijftien woonboten ‘ruimtelijk ongewenst’ verklaard en wordt de deur opengezet om de komende jaren (desnoods onder toepassing van bestuursdwang) met alle driehonderd woonboten in Utrecht te schuiven.
6 april 2004. Een Stadsplan over het woonbotenbeleid nodigt alle woonbootbewoners uit voor informatieavonden op 23, 27, en 28 april. Dit Stadsplan geeft op zijn zachtst gezegd onvolledige informatie. Er staat in dat het om nieuwe regels gaat die ingaan bij vervanging. Van gedwongen verplaatsingen of veranderingen is geen sprake, aldus het Stadsplan. Maar in de concept-Havenverordening staat dat als er een plek vrijkomt, de overige boten op die kade met bestuursdwang verschoven kunnen worden. Het SUWO alarmeert vanwege het verontrustende karakter van de voorstellen alle bootbewoners.
7 april 2004. De vijftien wegbestemde woonboten moeten uit het Stadsplan lezen wat hen boven het hoofd hangt. Pas een dag later krijgen ze de uitnodiging voor een informatieavond in de bus, speciaal voor de wegbestemden, waarbij het SUWO niet wordt uitgenodigd. Het SUWO nodigt zichzelf dus maar uit.
13 april 2004. Informatieavond voor de vijftien wegbestemde woonboten.
23, 27 en 28 april 2004. De gemeente houdt informatieavonden die druk bezocht worden door woonbootbewoners. Verschillende ambtenaren geven toelichting, maar niet alle vragen kunnen worden beantwoord. De belanghebbenden hebben in eerste instantie tot 19 mei de tijd om een inspraakreactie te geven. Het SUWO verzoekt om een verlenging van de inspraaktermijn en dit wordt gehonoreerd. De inspraakreacties moeten nu op 1 juli 2004 binnen te zijn. Voor de duidelijkheid: de informatieavonden in april 2004 zijn géén inspraakavonden.
17 juni 2004. In reactie op ons schriftelijk verzoek om inspraakavonden krijgt het SUWO een uitnodiging van wethouders van Kleef en van Zanen om op 7 juli 2004 met hen te praten. De wethouders bieden uiteindelijk in het gesprek aan om een uitlegavond te organiseren “om samen te komen vertellen wat we doen met de inspraakreacties en wat we voornemens zijn om het college voor te stellen”. Het SUWO accepteert het aanbod met de kanttekening dat het hier niet om inspraakavonden gaat. Volgens de Algemene Inspraakverordening van de gemeente Utrecht dienen insprekers door de wethouders “in de gelegenheid te worden gesteld om met hen van gedachten te wisselen”. In de praktijk houdt dit in dat er een recht bestaat op inspraakavonden na behandeling van onze inspraakreacties, maar voordat het college een besluit neemt.
Juli 2004. Er blijken 283 inspraakreacties ingezonden te zijn.
Najaar 2004. Ondanks de toezeggingen aan de ‘wegbestemden’ dat zij tijdig over de voortgang van de inspraakprocedure op de hoogte zullen worden, moeten ze uit de krant lezen dat het verwerken van de inspraakreacties vertraging heeft opgelopen.
4 november 2004. Extra ingelaste algemene ledenvergadering van het SUWO. Vanwege de verstrekkende gevolgen van de beleidsvoorstellen benadrukken de woonbootbewoners dat het belangrijk is dat mensen die een inspraakreactie hebben gestuurd met de wethouders van gedachten kunnen wisselen, conform de inspraakverordening. De vergadering vraagt het SUWO-bestuur dit aan de wethouders kenbaar te maken.
Januari 2005. De wethouders schrijven op 6 januari 2005 aan het SUWO dat “het SUWO betrokken zal worden bij het woonbotenbeleid en het voorlopige resultaat van het tweekolommenstuk” en dat zij naar verwachting uiterlijk in februari/maart 2005 het SUWO verder informeren over de concrete planning van de afronding van het inspraaktraject.
Februari 2005. De Visie Overvecht is voor inspraak beschikbaar. Alle woonboten langs de Vecht zijn niet opgenomen in de visie.
13 april 2005. Later dan afgesproken krijgt het SUWO een nieuw concept woonbotenbeleid 2005. Het SUWO wordt gevraagd haar oordeel te geven en een afspraak te maken voor overleg. Het verplaatsen van woonboten is van de baan.
18 april 2005. Het SUWO stuurt een brief aan de gemeenteraadsleden met de geschiedenis van het woonbotenbeleid.
8 juli 2005. Een delegatie van het SUWO spreekt met wethouder van Kleef en wethouder Abrahamse (de opvolger van Van Zanen), en met de directeur van de Reinigings- en Havendienst, en ambtenaren van Havendienst en Stedenbouw over het aangepaste woonbotenbeleid. Volgens het SUWO is de toon in het toetsingskader nog steeds negatief. Verder zijn we het niet eens met het voornemen om op de Leidsekade, Richard Wagnerlaan en Billitonkade de maximale hoogte te beperken tot 3.50 meter, terwijl elders in de stad 4 meter is toegestaan. Het SUWO stelt voor een gemiddelde hoogte van 3.50 meter op genoemde kades toe te staan, zodat in elk geval splitlevelbouw mogelijk is. Over het oevergebruik vindt het SUWO dat een berging bij elke woonboot een absolute voorwaarde is, en dat bestaande afspraken uit 1992 over oevergebruik gerespecteerd moeten worden. Verder heeft het SUWO sterke twijfels bij de realiteitswaarde van de voorgestelde alternatieve ligplaatsen voor woonbootbewoners op de drie bovengenoemde locaties die toch hoger willen bouwen dan 3.50 meter.
6 december 2005. Na een oorverdovende stilte laat de gemeente weten dat het Woonbotenbeleid 2005 en de Havenatlas 2005 door Burgemeester en Wethouders zijn goedgekeurd. De gemeente blijft bij haar standpunt dat op de Leidsekade, Richard Wagnerlaan en Billitonkade een maximale hoogte is toegestaan van 3.50 meter. Het idee van het SUWO – een gemiddelde hoogte van 3.50 meter, met daardoor ook meer variatie in bouw – is niet overgenomen. Het oeverbeleid met vijf indelingen is gehandhaafd, waardoor in bepaalde gevallen oevergebruik volledig is uitgesloten, en op sommige plekken geen berging geplaatst mag worden.
10 januari 2006. De gemeente houdt een informatieavond over het nieuwe beleid, vóórdat de gemeenteraad de stukken in behandeling neemt.
Januari 2006. Een delegatie van het SUWO ontvangt raadsleden aan boord om ze te informeren over onze kritiek op het woonbotenbeleid.
24 januari 2006. De raadscommissie Verkeer en Beheer behandelt het woonbotenbeleid. Een flink aantal woonbootbewoners maar ook huisbewoners maakt gebruik van de spreektijd.
16 februari 2006. De gemeenteraad spreekt lang over het woonbotenbeleid. Er worden meerdere moties ingediend. De uitkomst:
- Ligplaatsen voor woonboten worden opgenomen in bestemmingsplannen, maar de maatvoering van woonboten wordt geregeld in de Havenatlas.
- De raad dient een motie in dat ook op de Leidsekade, Richard Wagnerlaan en Billitonkade tot 4 meter hoog gebouwd mag worden, maar dat daarvoor nog wel een inspraakronde nodig is voor de huisbewoners. Elders in de stad mogen boten wel hoger dan 3.50 meter. Wel zijn er bepaalde voorwaarden. Zo moet er in sommige gevallen aan breedte ingeleverd worden.
- In een motie getiteld Handhaven kan heel vernieuwend zijnzegt de raad geen behoefte te hebben aan nieuw oeverbeleid, maar dat het oeverbeleid uit 1992 (Oeverbebouwing bij woonschepen) gehandhaafd moet worden.
Februari 2007. Wethouder Robert Giesberts zegt in een kennismakingsbijeenkomst met het SUWO geen voorstander te zijn van motie 18 (Overal 4 meter hoog, met inspraakronde), met name voor de Leidsekade en de Billitonkade. Hij wil met het college en de raad in overleg om deze motie alsnog van tafel te krijgen. Het SUWO vraagt om een extra overleg met Giesberts voordat hij naar de raad gaat.
7 maart 2007. Het SUWO heeft een tweede gesprek met wethouders Giesberts over motie 18 (Overal 4 meter hoog). Naar aanleiding van dit gesprek heeft Giesberts de zaak opnieuw tegen het licht gehouden en besloten zich te houden aan het raadsbesluit van begin 2006. Kortom, de burger heeft het laatste woord: er komt een inspraakronde over de vraag of ook op de Leidsekade, de Billitonkade en de Richard Wagnerlaan de woonboten 4 meter hoog mogen worden.
16 april 2007. De inspraakprocedure over de maximale hoogte van woonboten op de Leidsekade, Richard Wagnerlaan en Billitonkade gaat van start, kortom: motie 18 uit 2006 wordt uitgevoerd. Het college meldt dat het voornemens is deze maximale hoogte te verhogen naar 4 meter, zoals dat ook voor de rest van de stad geldt. Dit betekent dat een bestaande woonboot verhoogd mag worden tot maximaal 4 meter gemeten vanaf de waterlijn. Voorwaarde hierbij is dat na verhoging de afstand tot één naastgelegen woonboot minimaal 5 meter bedraagt, de zogeheten hoogte-voor-lengteregeling. Bestaande tussenruimten van meer dan 5 meter mogen niet worden verkleind. Het college is van mening dat met het toepassen van de hoogte-voor-lengteregeling en met een strikte handhaving van het oeverbeleid uit 1992 de doelstelling van het ligplaatsenbeleid wordt bereikt. Dat beleid is gericht op het behouden en waar mogelijk vergroten van de beleving van het water en de oevers in de stad.
25 september 2007. Het college van burgemeester en wethouders heeft naar aanleiding van de inspraakreacties zijn standpunt bepaald en besloten dat woonboten aan de Leidsekade, Richard Wagnerkade en de Billitonkade een maximale hoogte van 4 meter mogen hebben, net als in de rest van de stad (met uitzondering van Leidsche Rijn), onder voorwaarde dat na verhoging de afstand tot één naastgelegen woonboot minimaal 5 meter bedraagt, de zogeheten hoogte-voor-lengteregeling.
15 oktober 2007. Het college van burgemeester en wethoudersg gaat motie 20 (handhaving oeverbeleid) uitvoeren maar bedenkt er zelf nog twaalf regels bij.